Is het loonverlies meer dan 35% maar heeft de werknemer nog wel mogelijkheden tot werken, dan valt hij onder de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). Kenmerkend voor de WGA is dat werken altijd lonend is. Hoe meer de werknemer werkt, hoe hoger de uiteindelijke inkomsten.
De WGA kent drie soorten uitkeringen:
1. De loongerelateerde uitkering (LGU)
Na de beoordeling en de toekenning van een WGA-uitkering heeft de verzekerde recht op een loongerelateerde uitkering (LGU). Deze wordt minimaal drie maanden verstrekt, maar dat kan ook langer zijn. Dit hangt af van het arbeidsverleden. Dezelfde systematiek als bij de WW wordt gehanteerd.
De LGU bedraagt de eerste twee maanden 75% en daarna 70% van het verschil tussen het WIA-maandloon minus het op dat moment met werken verdiende loon.
Let op! De loongerelateerde uitkering wordt altijd tot de maximale duur ontvangen. Ook als betrokkene weer meer dan 65% verdient van wat hij verdiende voordat hij ziek werd.
2. De loonaanvullingsuitkering (LAU) of vervolguitkering (VVU)
Na afloop van de LGU volgt een loonaanvullingsuitkering (LAU) of een vervolguitkering (VVU). Welke uitkering betrokkene krijgt is afhankelijk van het feit of hij werkt en wat hij daarmee verdient. Als betrokkene minstens 50% verdient van wat hij volgens het UWV nog kan verdienen, dan krijgt hij een LAU.
Heeft het UWV een resterende verdiencapaciteit van €2600 vastgesteld, dan moet betrokkene dus minstens €1300 met werken verdienen. De LAU biedt een uitkering van 70% van het loonverlies door de arbeidsongeschiktheid (het verschil tussen het oude WIA-maandloon en de resterende verdiencapaciteit). Bij de berekening van de LAU is het van belang om bij inkomens boven maximumdagloon de resterende verdiencapaciteit nog te vermenigvuldigen met een factor.
De LAU kan lopen tot de AOW-gerechtigde leeftijd, zolang de werknemer aan de eisen blijft voldoen.
Verdient betrokkene minder dan 50% van de resterende verdiencapaciteit, dan krijgt hij een vervolguitkering (VVU). Deze uitkering bedraagt een percentage van het minimumloon: dit is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en varieert van 28% tot 50,75%. Als iemand zijn dagloon lager is dan het minimumloon, dan is het uitkeringspercentage gekoppeld aan het lagere dagloon.
Het is dus belangrijk dat een arbeidsongeschikte werknemer zoveel mogelijk werkt en zijn verdiencapaciteit benut!
3. Aanvulling op de WGA met de Toeslagenwet
De Toeslagenwet geeft op een aanvulling tot het sociaal minimum als de verzekerde inkomsten heeft onder het sociaal minimum. Het sociaal minimum is afhankelijk van iemands leeftijd en leefsituatie.
De Toeslagenwet kent een inkomenstoets waarbij gekeken wordt naar andere inkomstenbronnen die de verzekerde binnen de gezinssituatie heeft. Denk hierbij aan het inkomen van de partner. De Toeslagenwet kent geen vermogenstoets. Dit is een voordeel van de Toeslagenwet ten opzichte van de Participatiewet, waarbij wel een strenge vermogenstoets wordt toegepast.
Geschreven door; Tom Bronk, jurist Mijn Poortwachter